Het zwemwater in onze regio zit vol met blauwalg, waar je flink ziek van kan worden. Hoe ontstaat blauwalg? En welke plekken moet je voorlopig even vermijden? Het Hoogheemraadschap van Rijnland geeft antwoord.
Blauwalgen (ook wel cyanobacteriën genoemd) zijn kleine organismen (alleen met de microscoop te zien) die voorkomen in zoet water. Overal ter wereld komt blauwalg voor. Als water blauwalg bevat, is dat een teken dat de kwaliteit ervan niet goed is. Vaak ruik je het al: blauwalg geeft een stinkende, muffe geur af.
Bovendien is sommige blauwalg giftig. Als je zwemt in water waar blauwalg voorkomt, kun je last krijgen van huidirritatie. Als je blauwalg binnenkrijgt levert het vervelende gezondheidsproblemen op, zoals maag- en darmklachten. Vooral kinderen zijn kwetsbaar, omdat zij zich minder bewust zijn van de risico’s en makkelijker water binnenkrijgen. Maar ook dieren zijn er vatbaar voor.
Blauwalgenoverlast neemt de laatste week, waarin de temperaturen flink zijn opgelopen, enorm toe. Want de organismen gedijen goed bij voedselrijk en warm water, met voorkeur bij een temperatuur tussen de twintig en dertig graden.
Als er weinig stroming is in het warme water ontstaat er een optimale conditie voor blauwalgen om te groeien. Ze komen dan naar de oppervlakte drijven en vormen een drijflaag. Dat ziet eruit als een laagje verf aan het wateroppervlak. De kleur varieert van heldergroen tot blauw, of juist roodachtig of bruin als de blauwalgen afsterven. Ook kan er een laag schuim langs de oever verschijnen.